Grote beheerswerken in Smisselbergen

In het najaar zal Natuurpunt Smisselbergen in Meerle een stevige impuls geven. Het gebied bestaat, samen met Den Rooy, uit 80 ha bos. Een  deel van het bos is bedekt met rododendron en andere exoten (zoals Amerikaanse eik en vogelkers, Corsicaanse den). Ondanks de redelijk grote oppervlakte heeft het gebied voor veel dieren en planten van bossen minder te bieden in vergelijking met een loofbos met veel variatie. Een grotere variatie aan plantensoorten zorgt voor een grotere variatie aan diersoorten. Door ook wat meer zonlicht en warmte in het bos toe te laten, worden nectarstruiken zoals spork interessanter voor insecten.

 

Op termijn wil Natuurpunt Smisselbergen laten ontwikkelen naar een gevarieerd bos bestaande uit inheemse soorten met open plekken en bosranden. Ook grove dennen krijgen daarin een plaats, maar minder dominant dan ze vandaag zijn.

In Smisselbergen en Den Rooy worden door onze vrijwilligers regelmatig exoten verwijderd en ook nu zal men met grote middelen deze exoten uit de bossen halen. Als de exoten verwijderd zijn, kan het bos spontaan ontwikkelen naar een natuurlijk bos.

Dit najaar starten grote werkzaamheden in onze natuurgebieden Den Rooy en Smisselbergen. In dit artikel leggen we uit waarom we dit doen.

Het voorbije jaar voerde Natuurpunt Markvallei al een dunning uit langs beide zijden van de Lage Rooy waarbij grove dennen werden verwijderd. Hierdoor komt er meer licht in het bos waardoor berken en zomereiken beter en sneller kunnen kiemen. Op lange termijn (>10 jaar) zal er nog een tweede dunning worden uitgevoerd waardoor het bos geleidelijk meer en meer zal evolueren naar het habitattype: eiken -berkenbos. Dit is het natuurlijke type bos voor droge zandgronden.

Hoogveenherstel

Afgelopen jaar hebben we een vergunning en subsidie (Project Subsidie Natuur) ontvangen van de Vlaamse overheid om het relict van het hoogveentje in Den Rooy te herstellen. Tevens hebben we de mogelijkheid om doorheen Smisselbergen een brede bosrand te leggen en kunnen we een open plek in het zuiden van Smisselbergen aanleggen.

Om het hoogveenrelict te behouden en verder uit te breiden zijn ingrijpende ingrepen nodig.

Het hoogveenrelict wordt door regenwater en grondwater gevoed. Het zorgde ervoor dat het waterpeil min of meer stabiel bleef waardoor veen kon ontwikkelen. Door de bebossing van de gronden van Den Rooy en Smisselbergen in de laatste 150 jaar komt er minder en minder water samen. Het bos zorgt dat de oppervlakkige grondwaterstroming afgevangen wordt en vooral in de zomer snel terug verdampt via de bomen. Kwelwater (dieper grondwater) komt nog steeds toe maar gezien dat de infiltratiegronden (zijnde Smisselbergen) ook bebost zijn zal dit minder zijn dan vroeger. Gagel is zo’n kwelwater gebonden plant en die komt nog vrij talrijk voor.

Maar in lange periode van weinig neerslag zakt het waterpeil veel te ver weg. Tijdens de voorbije zomer zakte het peil tot 1.5 m onder het grondoppervlak waardoor meerdere maanden geen water in het hoogveen stond. Groeiend veen mag maar zeer beperkte schommelingen (enkele cm) hebben in waterpeil  en zeker geen maanden droogvallen. Hierdoor verdroogt het veen en komt er CO2 vrij, wat we ondertussen allemaal al weten, één van de oorzaken is van de opwarming van de aarde. Venen kunnen grote hoeveelheden CO2 opslaan en zijn dus belangrijk om te behouden en indien mogellijk te herstellen.

In de gemeente Hoogstraten liggen nog een paar andere hoogveenrelicten, zoals het nog steeds actieve hoogveen van de Koeberg. Al deze hoogveentjes zijn ontstaan tijdens het Weichselien, de laatste ijstijd (115.000 tot 10.000 jaar geleden), toen onze regio een toendraklimaat had met permafrost en dooiplekken. Het landschap zag er toen uit als een poolwoestijn.

De wind had hier meestal vrij spel en alle zand dat niet vastlag werd weggeblazen. Daardoor ontstonden ondiepe kuilen. Toen het klimaat langzaam opwarmde vulden deze zich met water. Daarin begonnen mossen en planten te groeien. Doordat deze zeer langzaam afbraken in de voedselarme vennetjes kon veen ontstaan. Als de laagte door regenwater werd gevoed ontstond hoogveen, als het door grondwater werd gevoed (zoals langs de Mark) werd het laagveen.

Het hoogveentje in Den Rooy zou je dus een monument uit de laatste ijstijd kunnen noemen.

Om bovenstaande redenen willen we het hoogveenrelict behouden en gaan we proberen het te herstellen. Hiervoor is het belangrijk dat de waterstromen maximaal benut worden. Het regenwater hebben we niet onder controle en lange droogteperiodes zijn geen geschenk voor hoogveen.

Maar de grondwaterstroom hebben we wel meer in de hand. Door grondboringen en hoogtekaarten te bestuderen hebben we kunnen achterhalen dat het grondwater voornamelijk uit het zuidwesten komt. Het grondwater in het oosten van het ven wordt jammer genoeg door de diepe landbouwgracht op de grens met Smisselbergen afgevangen en rechtstreeks afgevoerd naar de Heerlese loop. De grondwaterstroom komt van insijpelend regenwater van gronden die hogerop liggen. Dit zijn voornamelijk de bossen langs de weg de Lage Rooy. Maar bomen nemen water op om te groeien en als er dan ook nog eens een lange droogteperiode is valt die oppervlakkige grondwaterstroom volledig weg.

Daarbij komt dat de vorige eigenaar en beheerder van Den Rooy een afwateringsgracht gegraven heeft van het hoogveentje naar de Heerlese loop. Deze gracht zorgt natuurlijk ook voor een sterke ontwatering. De afgelopen jaren hebben we al pogingen gedaan om deze gracht buiten werking te stellen, maar dat is nog niet volledig gelukt.

Dus dit najaar gaan we proberen om al deze factoren onder handen te nemen zodat het hoogveentje  maximaal water kan ontvangen en behouden.

Enerzijds wordt de afwateringsgracht volledig gedempt en onderaan de gracht wordt een bentoniet kleischerm aangelegd zodat er zeker geen water naar de Heerlese loop kan vloeien. Anderzijds gaan we een deel van het bos rond het hoogveen kappen en daarna plaggen. Hierdoor wordt rond het hoogveentje een gordel van natte en droge heide gecreëerd waardoor de typische plantenrijkdom van het hoogveen wordt hersteld.

Juist ten westen van het hoogveentje staat een rechthoekig bosbestand bestaande uit fijnspar. Door de droge en warme zomers van de laatste 3 jaren staat de fijnspar onder constante stress. Hierdoor zijn ze veel vatbaarder voor ziektes en plagen. En de plaag van de letterzetter (waar we al eerder over bericht hebben) was er teveel aan. Deze kever is pas in november 2018 voor het eerst ontdekt en nog geen jaar later zijn al talloze fijnsparren dood. De verwachting is dat op korte termijn alle fijnsparren in Den Rooy dood zullen gaan. Het wandelpad loopt voor een deel langs dit bestand en omwille van de veiligheid voor de wandelaars wordt heel dit perceel gerooid. Een deel van dit bestand laten we daarna terug verbossen, de rest zal geplagd worden voor heide. De combinatie van het verwijderen van de fijnspar en het open maken rond het hoogveentje zal het uitzicht in deze omgeving de eerste jaren zeer grondig veranderen. Maar op lange termijn zal de natuurwinst eens zo groot zijn.

Om de open plek en de toekomstige heide rond het hoogveen maximaal te benutten, leggen we ook een brede bosrand aan in het gebied Smisselbergen. Vanaf de Lage Rooy zal een brede bosrand van 30 meter voor 1,5 km door Smisselbergen naar het zuiden kronkelen. In die bosrand worden de dennen gekapt en zal 10 meter geplagd worden. Op deze manier creëren we meer micro reliëf in het bos en zorgen we ook voor meer zonlicht. Hierdoor kunnen meer bloemen bloeien en verhogen we het aandeel nectar. Dit is ideaal voor insecten die dan weer het basisvoedsel zijn voor andere dieren. De combinatie van factoren maakt dat het bos veel soortenrijker zal worden. Soorten als nachtzwaluw, boompieper en bont dikkopje moeten hier van profiteren. Maar ook vleermuizen zullen de bosrand en open plekken goed kunnen gebruiken als foerageerplaats.

De aandachtige lezer zal al gemerkt hebben dat er veel bomen zullen gekapt worden dit najaar.

Maar we letten wel op, welke bomen we kappen. Zo zullen we bijna uitsluitend naaldbomen kappen en bijna geen loofbomen. En daar is ook een belangrijke reden voor.

De Noorderkempen wordt gekenmerkt door intensieve landbouw met talloze landbouwbedrijven bestaande uit runderen, varkens en kippen. De gemeente Hoogstraten is één van de koplopers qua intensiviteit. Zo zijn er nergens meer landbouwbedrijven in de provincie Antwerpen als in Hoogstraten (330), nergens zoveel varkens als in Hoogstraten (261.000) en ook qua aantallen runderen en kippen behoort Hoogstraten tot de top. En al die dieren produceren mest dat lokaal wordt afgezet en zorgt voor vermesting.

Vermesting is één van de belangrijkste oorzaken van het huidig verlies van biodiversiteit in Vlaanderen. Heides, schraalgraslanden en sommige bostypes zijn zeer gevoelig voor stikstofvermesting via depositie. Hoge stikstofdeposities tasten de vitaliteit van bossen aan.

Landbouw is de voornaamste bron van verzurende en vermestende emissie (93 % van de Vlaamse NH3-emissie in 2015). Uit het document “Zure regen” in Vlaanderen, depositiemeetnet verzuring blijkt dat de ammoniakuitstoot (NH3) in Hoogstraten al bijna 400 % het gemiddelde van Vlaanderen overtreft en daarmee zelfs op de eerste plaats staat van alle Vlaamse gemeenten met de hoogste ammoniakuitstoot in Vlaanderen. In Vlaanderen draagt NH3 sterk bij tot de depositie van stikstof (N).

Omwille van de effecten van N op het functioneren en soortensamenstelling van (half)natuurlijke ecosystemen, is het belangrijk om een zo correct mogelijk beeld te krijgen van de NH3-concentraties.

Sinds 2011 definieert UNECE-CLTRAP twee kritieke niveaus voor NH3 als jaargemiddelde:

Op de kaart hieronder wordt voor de Noorderkempen visueel de concentratie van ammoniak weergegeven, waaruit blijkt dat Den Rooy en Smisselbergen wel zéér sterk onderhevig zijn aan concentratie ammoniak (ong. 10 μg/m3):

De hoogste gemeten en gemodelleerde NH3-concentraties vinden we in regio’s met intensieve veeteelt, zoals de Noorderkempen. En in heel onze regio zijn de NH3 concentraties overal te hoog om te voldoen aan de kritische last voor heide en bossen.

Onder kritische last wordt verstaan dat het ecosysteemtype (bv een bos) niet meer dan die concentraties mag ontvangen om een goed functionerend bos op lange termijn te hebben. Als de concentraties te hoog worden krijg je planten die beter gedijen bij hoge N concentraties, zoals bramen. Wandel maar eens door de Halsche beemden en let maar eens op hoeveel bramen er groeien … .

Maar er is meer!

Ons verkeer en vooral de bemesting in de landbouw zorgen voor de uitstoot van verschillende vervuilende stoffen waaronder stikstof (zoals hierboven uitgelegd). Het komt onder andere als gas in de lucht terecht en daarna via zure regen in de bodem. Door deze vorm van bodemvervuiling – stikstofdepositie – verzuurt de grond langzaamaan en wordt ze uiteindelijk giftig.

Stikstof tast talrijke schimmelsoorten aan. Die vormen een belangrijke schakel in ecosystemen zoals bossen of graslanden. Ze zijn immers onontbeerlijk voor de groei van de planten. Tal van schimmels voorzien de planten namelijk van voedingstoffen en water, de planten leveren deze schimmels dan weer suikers via hun wortels.

Bij graslanden daarentegen bevindt de overgrote meerderheid van deze behulpzame schimmels zich helemaal ondergronds. Daardoor was tot voor kort nog maar weinig geweten over hun reactie op stikstof. Onder leiding van de KU Leuven werd een Europese studie opgezet. “Op 40 plaatsen in België, Nederland, Frankrijk, Duitsland, Zwitserland, het Verenigd Koninkrijk, Zweden, Estland en IJsland hebben we plantenwortels en bodemstalen verzameld. Het stikstofgehalte in de lucht werd bepaald, en dat over tien jaar. Met DNA-analyse werd onderzocht welke schimmels in de bodem voorkomen, en in welke hoeveelheden.”

De schimmels uit graslanden blijken ietsje bestendiger te zijn tegen stikstof dan bospaddenstoelen, maar de resultaten blijven zorgwekkend. De meeste graslandschimmels verdwijnen al uit de bodem bij een stikstofdepositie lager dan 7,7 kilogram per hectare per jaar. Dat is slecht nieuws voor Vlaanderen. Wij zijn één van de slechtste leerlingen in de Europese klas, met een gemiddelde van 23,4 kilogram stikstof per hectare per jaar volgens de Vlaamse Milieumaatschappij. Plantensoorten die afhankelijk zijn van schimmels, maar ook de dieren die van deze planten leven, zoals vlinders en bijen, verdwijnen dan.

De studie toont aan dat de Europese streefdoelen voor stikstofdepositie aangepast zullen moeten worden. Deze normen variëren nu van 10 kilogram stikstof per hectare per jaar voor de meest kwetsbare ecosystemen, zoals venen en droge loofbossen, tot 25 kilogram voor de minst gevoelige, zoals voedselrijke valleibossen. Die waardes liggen dus nog te hoog.

Daarbij komt dat naaldbomen beter in staat zijn om N concentraties door middel van hun naalden uit de lucht te filteren dan loofbomen (die de helft van het jaar ook al geen blad dragen).

Als de naalden dan afvallen komt er op die manier dus meer N in de bodem terecht, waar we nu weten dat ze bij te hoge concentraties zeer schadelijk zijn voor bossen.

Bij de inrichtingswerken zoals eerder weergegeven houden we wel degelijk rekening met deze gegevens en daarom worden voornamelijk naaldbomen gekapt. Omdat we ook nog een belangrijke biodiversiteitsdoel hebben zullen dus ook stukken geplagd worden voor heide. Op die locaties zullen ook loofbomen verdwijnen.

Tenslotte gaan we ook nog enkele dunningen uitvoeren in Den Rooy. Het gaat hier om een bestand van moeraseik. Hoewel dit een niet inheemse boomsoort is, maar niet invasief, verkiezen we er voor om dit bestand heel langzaam om te vormen.

We gaan ook nog een veiligheidskap uitvoeren van een fijnsparbestand dat ondertussen voor 90 % is afgestorven door de letterzetter. Het wandelpad loopt dwars door dit bosbestand en naar veiligheid van de bezoekers verkiezen we om een deel van die bomen te verwijderen voordat ze op het wandelpad vallen. Door spontane verbossing met loofbomen zal op termijn dit stuk terug een echt bos worden.

Verder doen we een traditionele 30 % dunning in de naaldhoutbestanden (vooral grove- en Corsicaanse den) in het noordelijk deel van Den Rooy. Al deze bomen zullen via de Vijverdreef en de parking afgevoerd worden. De bedoeling is wel dat de parking altijd toegankelijk blijft voor bezoekers, maar afspraken met de bosexploitant moeten nog gemaakt worden.  Als het te nat wordt kan het ook zijn dat de oprit van de parking zeer modderig kan worden. Zodra de bomen afgevoerd zijn, zal de oprit hersteld worden zodat ook bij nat weer de oprit de volgende jaren altijd goed berijdbaar zal zijn.

Info: Stijn Leestmans  – stijn.leestmans@gmail.com – 0479 93 21 12